- augustus 24, 2012
Het leven als grondsoldaat voor de Obama campagne. Fragmenten uit het boek dat ik nooit schreef omdat ik dat toen, in 2012 nog niet durfde.
If the data aren’t entered, the event didn’t happen
Met de formule voor contact met kiezers op zak, had ik een handvat om een gesprek aan te knopen. Maar bij wie moest ik aanbellen? Wat waren dat voor mensen? Waarom klopte ik juist op hun deur en niet op de deur er naast? Hier komen de data in het spel- hét toverwoord van deze campagne.
Mijn leven werd geregisseerd door een tabel met twee assen. De ene as duidde de kans dat kiezers gingen stemmen op 6 november, de andere as gaf de kans aan dat hun stem naar Obama ging. Elke as was ingedeeld in vijf schalen; van 1 (kans is laag) tot 5 (kans is hoog). Dat levert vijf categorieën kiezers. (afbeelding). Bovenin deze vijver van stemgerechtigden bevinden zich de mensen die zeker gaan stemmen en bovendien hun stem aan Obama geven. Aan deze groep hoefde ik niet veel aandacht te besteden. Onderin staan de kiezers die Romney steunen en waarvan de kans dat ze gaan stemmen laag is. Alle energie die ik aan deze groep besteedde, was verspilde moeite. De drie groepen daartussenin maakten het verschil tussen winnen en verliezen.
Deze ogenschijnlijk simpele tabel is het resultaat van eindeloos veel data (deels openbaar beschikbaar, deels gekocht) die in eindeloos veel algoritmen zijn gevat om het effect van ons werk te berekenen. Zo liet de tabel precies zien hoeveel groter de kans werd dat mensen kwamen stemmen op 6 november 2012 als wij als grondtroepen ons werk goed uitvoerden. Neem de groep rechts bovenaan bijvoorbeeld; tier 1, urban. De kans dat kiezers in de stad komen stemmen wordt 6,8 % groter per honderd kiezerscontacten. Voor de groep in tier 5, is die kans maar 2,24 % groter.
Dit tabel die je hier ziet, is relatief klein. Ik kreeg paginabrede tabellen, waarin langs de twee assen onderscheid werd gemaakt in leeftijdscategorie, geslacht en achtergrond. Het nationale computersysteem draaide moeiteloos dagelijks nieuwe bellijsten en wandelroutes uit, waarin deze gegevens waren verwerkt. Ik wist wie ik belde, hoe oud die persoon was en wat de etnische achtergrond was, of deze kiezer actief was geweest in de campagne, gedoneerd had of nog twijfelde over de keuze op 6 november 2012: ik wist het allemaal.
Zo waren deze datasets het sturende mechanisme achter de grondorganisatie. Ze bepaalden waar mankracht nodig was en waar de campagne zich op moest richten. Ze vormden ook de basis voor de eindeloze lijsten van adressen en telefoonnummers van potentiele kiezers die mijn team en ik uit het computersysteem haalde. Op basis van de beschikbare data werd de kans bepaald dat iemand wel eens op een democraat zou kunnen stemmen. En dat bepaalde weer of ik er wel of geen aandacht aan moest besteden. Elk contact met kiezers werd geregistreerd en leverde nieuwe informatie op. Die data werden vervolgens weer ingevoerd in het systeem, waardoor de exactheid van de data toenam. De informatie kroop steeds van laag naar hoog, vond de weg van de straat naar hoofdkantoor en terug. Een fijnmazig netwerk van informatie en informatieverwerking bood mij elke dag weer een nieuwe target. Ik rapporteerde ‘up the chain of command’ en de volgende dag had ik weer nieuwe targets van hoofdkantoor. ‘If the data aren’t entered, the event didn’t happen’ , was de gevleugelde uitspraak van mijn baas.
Het sluitstuk van de datafabriek was het beschikbaar maken ervan in begrijpelijke en bruikbare brokken voor de grondtroepen. Daar floreerde de campagne in. Niets daaraan was half werk. De instructies waren glashelder. Het materiaal was begrijpelijk. Maar bovenal was alles toegankelijk en bereikbaar. Technologie was daartoe de smeerolie. Ik kreeg toegang tot het centrale systeem waar alle kiezers, alle kiesgebieden, alle routes en alle vrijwilligers in stonden. De data coördinator voerde in dit systeem de data van die dag in. De andere coördinatoren haalden bellijsten en wandelroutes uit het systeem, klaar voor gebruik door onze vrijwilligers. Alles wat we nodig hadden, lag binnen handbereik.
De kaders waren helder, daar bestond geen misverstand over. Maar de kern was dat iedereen in staat werd gesteld campagne te voeren en daar vrijheid en verantwoordelijkheid in kreeg. Als vrijwilliger was je geen sluitstuk, je was een sleutel. Techniek en een sterke organisatie maakte dat mogelijk.
De data gingen verder dan alleen ‘mijn’ deel van de stad. Als het op een andere plek in het land spannend was, belden wij in naar kiezers daar, tot op het allerlaatst. Op de dag van de verkiezingen werd iedereen het laatste uur de straat op gestuurd om die laatste geregistreerde kiezers die we nog niet hadden bereikt, te spreken.
We liepen in teams van vier door een deel van Philadelphia waar het mij vanwege de veiligheid verboden was alleen rond te lopen. De wijk was arm, blanken woonden er niet, De sfeer was onbeschrijfelijk. Mensen schreeuwden ons toe vanuit ramen en deuropeningen dat ze Obama hadden gestemd, ik kreeg een omhelzing of een high five van kiezers die vertelden dat ze voor de eerste keer hadden gestemd. Het was alsof de winst al binnen was. Ik krijg nog altijd kippenvel als ik daar aan terug denk.
Eenmaal terug op kantoor was dat meteen voorbij. Onmiddellijk volgden de instructies om in te bellen naar staten waar de stembussen nog open waren. Het computersysteem toonde mij kiezers in staten waar het spannend was. Mijn specifieke groep waren kiezers die een aanvraag hadden gedaan om te stemmen op afstand met een speciaal stemformulier, dat formulier ook ontvangen hadden maar die nog niet gestemd hadden. Ik vertelde ze dan dat ze nog twee uur de tijd hadden. Hier toonden zich overigens de gaten in het systeem; woedende kiezers had ik aan de lijn die in de hoorn schreeuwden dat ik de twintigste was die ze belde vandaag en de hoorn vervolgens op de haak smeten. Tot op het laatst waren het de data die bepaalden met wie ik sprak en wat ik deed. Of wie mij uitschold. Helemaal perfect, werkte het systeem niet.