Het is een week van schakelen, mijn eerste week terug. Het land ligt er anders bij. Grotendeels verscholen achter gezichtsmaskers en computerschermen. Die specifieke schoonheid van Amerika, dat je aan een willekeurige bar gaat zitten en er naast je een romanwaardig verhaal uit rolt, lijkt op het eerste gezicht opgedroogd. Mensen zijn moeilijker benaderbaar. Voorzichtiger. De glimlach in de begroeting is niet zichtbaar, als die er al is.
Reizen op de bonnefooi, met een stip aan de horizon in gedachten en verrast worden door wat ik tegenkom, levert niet de gewoonlijke rijkheid aan verhalen op. De gelegenheid elkaar te ontmoeten is beperkt door de Covid- 19 maatregelen maar ook de bereidheid van mensen om in de echte wereld af te spreken lijkt minder. “We can do a Zoom call!” Meest gehoorde citaat deze week. Elke keer weer een teleurstelling.
Ik mis de magie van het echt menselijke contact en de vanzelfsprekendheid waarmee dat hier normaal gesproken tot stand komt maar koester de momenten dat het toch gebeurt des te meer. Ik logeer op de druivenboerderij van Ken en Luanne Churchill. Familie van ja. “6th cousin, zegt hij trots. “Wat betekent dat?” Vraag ik. Hij lacht. “Dat mijn vader, toen hij diende in de Tweede Wereldoorlog in een bar nooit de rekening hoefde te betalen als hij een drankje bestelde op zijn naam. Goede tijden waren dat.“
Het lijf van Ken wordt bij elkaar gehouden door de lust te om leven. De ondeugd straalt onmiskenbaar uit zijn ogen. Moeizaam, haast in slow motion, staat hij op uit zijn schommelstoel waar hij af en toe zijn ogen sluit terwijl we praten. Af en toe herhaal ik mijn zin in dubbele decibel – ook zijn gehoor is niet wat het geweest is. Desondanks bouwt hij het huis voor hun pensioen met zijn blote handen. Drie jaar is hij al bezig. Elke dag een beetje.
We vinden elkaar; een herkenning in ondeugd, levenslust en nieuwsgierigheid. ‘ Zullen we een ritje maken”, vraagt hij? “Wacht hier op me.” De rollende motor van de bolide uit 1921 snelt het beeld vooruit. Het lijf dat hem eigenlijk niet meer kan dragen is vervangen door staal, benzine en een vrolijk knorrende toeter. Het is alsof er een andere man voor komt rijden, zijn jonge versie. Het is een reis in de tijd met de auto die hij al heeft vanaf zijn 14e. “Je bent niet de eerste vrouw op wie ik indruk wil maken, zegt de oude snoeperd met een dikke knipoog.” Ik geloof hem onmiddellijk.
Een uur lang toeren we rond, toeteren we naar elke bekende die we tegenkomen en spelen onze armen voor richtingaanwijzers – blijkbaar niet belangrijk in 1921. Als de motor stopt, tilt Ken eerst zijn ene, dan zijn andere ben langzaam uit de auto. “Ik ga even mijn ogen sluiten, zegt hij. Dankjewel voor de rit. Ik zal je niet snel vergeten”, zegt hij en sloft naar de schommelstoel.
Het zal moeilijker zijn dit keer om verslag te doen van de verkiezingen, om dichtbij te komen en echt ondergedompeld te worden in het leven van Amerikanen die ik ontmoet en me te laten leiden door de avonturen en ontmoetingen onderweg. Dat heb ik onderschat en daar zal ik me toe moeten verhouden. Maar als ik af en toe een Ken tegenkom, knijp ik mijn arm en weet ik dat het goed komt .
Milwaukee, 27 juli 2020